De redding van ons dorp: deel 1
- onceaweeknl
- 30 jan 2022
- 3 minuten om te lezen
Met mijn kont nam ik plaats op een houten stoel van het kleine wachtkamertje. Drie stoelen voor één hele afdeling van dit grote gebouw, die maar liefst dertig verdiepingen telt. Het was dan ook het geval dat de personen die na mij de wachtkamer binnenliepen, niet plaats konden nemen. Al waren de stoelen niet bepaald een zachte wolk voor mijn billen.
‘Jan?’ Werd er na halfuur mijn naam geroepen. Met knikkende knieën volg ik de mevrouw richting een belangrijkere kamer dan de wachtkamer. En ook al zijn er maar twee stoelen en een bureau, deze kamer bevat wel meer vierkante meters.
Ik neem plaats op de stoel tegenover het bureau. Op deze stoel heb ik tientallen jaren niet gezeten. En het is overigens nog steeds dezelfde stoel. Vroeger was het hippe stoel, maar nu zouden de katten ernaar blazen.
De grote baas zit op zijn grote bureaustoel, die een meter bij zijn kale hoofd rijkt. Met een stapel papieren voor zijn neus en een inktpen in zijn hand, kijkt hij mij een minuut lang aan. Ik was al zenuwachtig, maar zijn blik die mij aanstaart maakt het er niet beter op.
‘Beste Jan,’ doorbreekt hij uiteindelijk de stilte. Ik knik voorzichtig.
‘In dit land houden we van elkaar,’ gaat hij verder. Op de achtergrond klinkt het geluid van sirenes, drukte en schreeuwende mensen. Ik knik nogmaals in stilte.
‘Maar de laatste tijd besef ik dat ik niet meer zo goed de vrede in mijn dorp kan bewaren. Ik word oud, ik heb rimpels, pijnlijke benen, mensen zien mij niet meer als - ’
Hij stopt zijn verhaal. De ijzige stilte, in deze kamer tenminste, is weer teruggekeerd. Ik staar naar zijn rimpels, en vraag me af waarom ik hier ben gekomen. Ik ben hier ontslagen en na tientallen jaren word ik uit het niets opgebeld.
‘Ik ga binnenkort met pensioen. En we hebben tijdelijk versterking nodig. In dit dorp. De liefde in het dorp is verdwenen, en ik geloof dat jij die weer kan opspeuren en ervoor zal zorgen dat het voor eeuwig zo zal blijven.’ Hij glimlacht, iets wat ik zelden bij deze man heb gezien.
‘Waarom ik?’ Zijn de eerste woorden die over mijn tong rollen. ‘Ik ben jaren geleden ontslagen.’ Vertel ik.
‘Ja, ja. Dat klopt. Maar dat was niks persoonlijks. Geldzaken en dergelijke. Je weet het wel.’ Hij wuift zijn hand in de lucht, alsof het niks betekent.
Toch schud ik een aantal minuten later zijn hand en is de deal gesloten. Ik doe het. Niet voor de grote baas, maar voor dit dorp.
De prachtige huizen, het uitgestrekte natuur, de mensen die hier leven.
Met een uitermate goed gevoel loop ik de grote deur uit. Ik draai om, kijk omhoog en ik besef hoe klein ik wel niet ben vergeleken met dit reusachtige gebouw.
Ineens breekt de paniek los. Hoe moet ik toch ervoor gaan zorgen dat dit dorp zich goed zal gaan gedragen? Vluchtig draai ik me om, en één verkeerde stap zorgt ervoor dat ik van de tientallen tredes naar beneden rol. Waren de trappen maar van wol.
Aha! Ik moet gewoon zorgen dat de regels veranderen, alles moet veranderen! En ik zal de liefde terugvinden en ons dorp terugwinnen. Alles van staal naar wol veranderen!
Op dat moment valt er een ei op mijn hoofd. Uiteraard gebeurt mij dat weer. Langzaam voel ik het ei van mijn hoofd naar beneden glijden. Ik sluit mijn ogen en tel tot tien. Nadat mijn woede iets is gezakt, kijk ik op en zie ik nog een kleine jongen wegrennen. ‘Ik zal jullie allemaal! - ’
Ik slaak een zucht. Hoe eerder, hoe beter.



Opmerkingen