Rots in de branding
- onceaweeknl
- 9 mei 2021
- 3 minuten om te lezen
Zomer 1995
Achterin de auto kijk ik naar buiten. De ramen staan open en de wind wappert door mijn haren. Het is weekend en het is warm. En vandaag wordt een leuke dag. Oh ja, en ik ben extra blij, omdat ik na een lange tijd weer mijn lievelingsjurkje aan kon doen. De zomer is aangebroken.
Mama vertelde me dat we richting het strand gaan. Een plek waar ik nooit vaak kom. Ze vertelde me dat ik er vroeger als heel klein meisje wel al ben geweest. Maar, daar heb ik niks aan. Ik herinner me er namelijk helemaal niks meer van!
Aangekomen op een plek vol met autoās stap ik opgewonden uit. āNaar het strand!ā Roep ik blij. Mama en papa lachen. āJa, nog eventjes geduld.ā We moeten namelijk nog een stukje lopen. En langzamerhand daalt de blijheid tijdens de wandeling. Het is warm.
āMama, het is warm.ā
āPapa, hoe ver is het nog?ā
āMama, mijn voeten doen pijn.ā
āPapa, ik heb heel erg veel dorst.ā
En dan eindelijk. Na vijf minuten lopen, zag ik bergen. Bergen zand, met gras. En op een gegeven moment was er nog meer zand. En een enorme grote zee, waarvan je het einde nooit kon zien. Ik voelde mijn ogen groeien, want even viel ik stil. Ik hoorde mama en papa zachtjes lachen.
Ik begon te rennen. Ik wou naar het water. En niets zal mij tegenhouden. Met mijn schepje in mijn hand ren ik erop af.
āSarah!ā Hoor ik mama roepen.
Maar, niks houdt mij tegen.
Onderweg stop ik met rennen. De zee was nog steeds een stuk verderop, maar door het rennen kreeg ik heel veel dorst. Ik moest wat drinken. āMam, mag ik wat-ā ik draai me om en zie overal mensen. Maar, mama en papa zag ik niet. Mijn hart gaat weer tekeer, maar deze keer op een andere manier. Dit kwam niet door mijn blijheid van het strand. In volle paniek ren ik weer terug. Proberen om in dezelfde lijn terug te rennen.
ā
āShit. Waar is ze?! Ik zie haar nergens meer tussen de menigte!ā
āSchat, we moeten rustig blijven. En we weten allebei dat ze een slim meisje is. We gaan naar de kustwacht.ā
āNee, kom. We lopen terug naar het punt waar ze begon te rennen. Ze zal terug gaan naar de plek waar ze ongeveer denkt dat ze nog bij ons was.ā
āIk ga naar de kustwacht. Ga jij maar naar het beginpunt.ā
ā
Dan zie ik mama haar mooie, bruine haren. Vastgemaakt in een staart. Met al mijn energie sprint ik op haar af. āSarah!ā Hoor ik mama roepen. Ik vlieg in haar armen en we knuffelen zo hard, dat ik bijna geen lucht krijg. Ze tilt me op. āKijk, Sarah. Wat een verschrikkelijk mooie plek, hĆØ.ā Fluistert mama in mijn oor. Ik knik stilletjes, turend naar de grote zee. āMaar, blijf bij ons in de buurt. Het is druk.ā
Winter 2038
Op ƩƩn of andere manier lijkt het alsof het weer weet wat er speelt. Het is guur buiten de muren. Het regent en er staat een harde wind. Mijn moeder staart naar buiten. Beide weten we niks te zeggen.
āSarah.ā Zegt ze mijn naam uit het niets. Haar stem klinkt gebroken. Mijn hart is gebroken. Mijn moeder lijdt aan de pijnlijke ziekte botkanker. En vandaag heeft ze besloten om binnenkort ons, de aarde, te verlaten. Geen pijn tot de laatste adem. Een hard besluit, maar we staan er volledig achter. Het is hartverscheurend om iemand zoveel pijn te zien lijden. Al helemaal, omdat het mijn moeder is. Die altijd door weer en wind voor mij klaar stond.
āJa, mam?ā
We kijken elkaar weer aan. Een traan glinstert in haar ooghoek. Mijn tranen probeer ik niet te laten ontsnappen.
āIk wil nog ƩƩn keer in mijn leven naar het strand. Turend naar de zee, met een luisterend oor naar het geluid van de golven.ā
Ik knik instemmend en laat mijn tranen vrij. Vrij, zoals ik mij altijd heb gevoeld op het strand. Met mijn ouders, mijn kinderen. Onze hond. Het is bijna met geen pen te beschrijven.
ā¢ā¢ā¢
Je bent vrij, vrij om te gaan.
Je bent de zee, de wind, de golven.
Alle sterke elementen in ƩƩn.
Ga erheen.



Opmerkingen