Vandaag is anders
- onceaweeknl
- 7 nov 2021
- 5 minuten om te lezen
Bezweet, trillingen, hartkloppingen.
Zoals elke ochtend wordt mijn lichaam wakker met deze o zo fijne eigenschappen. Mijn lichaam is al een tijdje niet meer zoals het vroeger was. In de eerste minuut van de dag vraag ik mij af waarom mijn lichaam het niet opgeeft, en mij laat gaan, maar al snel verdwijnt die gedachte zodra mijn buik om eten vraagt. Het is gewoon nog niet mijn tijd.
Als ik eenmaal beneden ben aangekomen, zie ik al tientallen mensen genieten van het ontbijt. Nou ja, ontbijt… geef mij maar iets anders.
Mijn hobby, die later ontpopte als mijn beroep, heeft mij altijd gelukkig gemaakt. Ik begon als afwasser, daarna was ik ober, en al snel wist ik dit ik meer kon. Ik leerde koken van mezelf. En stiekem wel wat kookboeken die mij een handje hielpen. Het duurde een paar jaar voordat een restaurant eigenaar mij wou aannemen als hulpkok. De grote chef, letterlijk, want nog een paar kilo’s erbij en hij kon niet meer staan, maar daar gaat het uiteraard niet om. In de keuken draait het om je passie voor het koken, jezelf en andere ertoe zetten om iets lekkers in elkaar te zetten, dat de gasten met een glimlach weer naar huis vertrekken.
Oké, ik was nog geen chef, maar een aantal jaar verder, werd ik gevraagd om hun grote chef te zijn. Al was ik destijds 1.80m lang, en woog ik misschien net zo veel als een veer. Maar, zoals ik al zei: in de keuken gaat het niet om hoe je eruit ziet. Het is geen modellenbureau.
Ik was goed, en eigenlijk werd het alleen maar beter. Totdat ik net voor de finish last kreeg van mijn gezondheid. Het was heftig dat ik dacht dat ik niet meer lang zou leven. Met tranen in mijn ogen vertelde ik mijn lieve vrouw… tja dat houdt ik toch liever voor mezelf.
En nu zit ik hier. In een bejaardentehuis. Onterecht als je het mij vraagt. Mijn vrouw stierf nog voordat ik hier terecht kwam. Ze is zelfs eerder gegaan als ik, soms lach en huil ik tegelijkertijd als ik eraan denk. Het leven gaat nooit zoals je denkt.
Met een slakkentempo neem ik plaats aan een lege tafel. ‘Goeiemorgen, meneer…’ Ik draai me verschrikt om. Een jonge verpleegster kijkt me vragend maar met een glimlach aan. Ik grinnik. ‘Meneer Visser, maar zeg maar Gerard, hoor.’ Vertel ik haar. Ze knikt. ‘Ik zal u ontbijt voor u gaan halen.’ Gelijk is ze verdwenen. ‘En wat is jouw naam?’ Fluister ik sarcastisch.
Niet veel later verschijnt de dame weer voor mijn neus. Ze zet het bord voor mij neer. Soms voel ik me toch net een huisdier. Niks hoeven doen, alleen maar slapen en eten. En af en toe worden we even uitgelaten in de frisse lucht.
Ik bedank haar en kijk vervolgens wat voor verrassing er vandaag voor mij klaar ligt. Een paar boterhammen met ham en kaas. Uiteraard niks verkeerds mee, maar…
Kom op!
Dit deed ik niet voor mijn gezin en niet voor mijzelf. Graag ging ik eerder uit mijn nest om heerlijke pannenkoeken te bakken, met chocolade en fruit. Mijn specialiteit was mijn overheerlijke omelet. Mijn vrouws favoriet. Hoe ze mij altijd aankeek, nadat ze haar eerste hap had doorgeslikt. Elke keer had ze die glimlach en die vonkeling in haar ogen. Ook al had ze het al tientallen keren opgegeten. Zo wist ik het tenminste dat ik er niet op achteruit ging.
Ik zie iedereen om mij heen genieten van hun droge boterhammen met thee. En het ergste is dat ik elke ochtend, elke middag, elke avond mee doe. Terwijl ik vanbinnen mij kapot irriteer aan bepaalde dingen van het systeem hierbinnen.
Maar vandaag voelt anders. Alsof Elly mij iets probeert te vertellen. Haar gezicht spookt door mijn hoofd. Haar stem… Alsof ze vlak naast mij zit.
Ik pak mijn bord en loop richting de keuken. De vrouw met grote opscheplepels kijkt mij verbaasd aan. Ik zie haar blik van de mijne naar het bord schieten. ‘Meneer,’ begint ze. Ze lijkt er al totaal geen behoefte aan te hebben. Weer de zoveelste oude man die aan haar kop begint te zeuren. Toch wil ik vandaag iets voor elkaar krijgen. ‘Uw bord is… is nog vol.’ Gaat ze verder. Ondertussen gaat ze gewoon weer verder waar ze mee bezig was. ‘Ja, dat weet ik. Maar ik eet dit ongeveer elke ochtend, en ik krijg het maar niet door mijn strot geduwd,’ Vertel ik haar zonder enige schaamte. Zij daarin tegen, krijgt tomaat wangen. Hadden we dat op z’n minst ook nog bij ons zogenaamde broodje gezond.
‘Meneer,’ begint ze weer. ‘Niemand klaagt over het eten. U bent de eerste.’ Haar reactie is natuurlijk te verwachten. We worden behandeld als kleine kinderen die niet zelf hun eigen mening mogen hebben. ‘Als één schaap over de dam is, volgt de rest.’ Met een serieuze blik blijf ik haar aankijken. Ze is eventjes stil. ‘Ik haal er even iemand bij.’ En ze vlucht ervandoor alsof de trein moet halen.
Niet veel later verschijnt er een man in nette pak. ‘Beetje overdreven vind u niet?’ Vraag ik de vrouw. Ze zegt niks en laat de man voor zich spreken. ‘Ik begreep dat u niet tevreden bent met uw ontbijt?’ Vraagt de man zonder enige emotie. Ik knik. ‘Ik stel graag voor dat ik mijn eigen ontbijtje mag klaarmaken. Elke ochtend.’ Stel ik hem voor. De blik van de man blijft staan op standje geen emotie. Ik krijg nog maar rillingen van hem dan van het eten. Hij schudt zijn hoofd. ‘Als u uw eten zelf kan klaarmaken, wat doet u dan hier?’ Zijn vraag valt als een bom op mijn hart. Maar dan besef ik ineens… wat doe ik hier?
‘Nee, u heeft gelijk. Wat doe ik hier?!’ Ik begin keihard te lachen, ondertussen kijkt iedereen in de kantine mijn kant op.
Voor het eerst begint de man in het pak te lachen. ‘Meent u dit? Ik ben op de hoogte van de gezondheid van elke bewoner en meneer… uw gezondheid matcht niet samen met zelfstandig wonen. Hoe graag u dat ook wilt.’ Hij probeert aardig te klinken, maar het lukt hem voor geen ene meter. Ik rol overduidelijk met mijn ogen zijn kant op. ‘Ik wil gewoon iets lekkers te eten hebben. Blijkbaar weet u niet wat lekker eten is.’
Ik leg mijn strijdbijl neer, en loop er op mijn gemakje vandoor. Ik grijp naar mijn Nokia, die het nog altijd met mij uithoudt, en tik een telefoonnummer in. Het enige nummer wat ik weet te onthouden. En elke dag probeer ik het nummer niet te vergeten. Ik wil niks vergeten. Niet wie ik ben, niet wie mijn familie is, niet hoe je moet koken…
‘Hey, lieve dochter van me. Heb jij zo tijd om een lekkere omelet voor mij te maken?’ Vraag ik voorzichtig.
‘Moest je weer droge boterhammen eten?’ Hoor ik haar aan de andere kant.
‘Hoe weet je dat?’ Ik kijk om me heen of ze stiekem zit mee te kijken.
‘Gewoon een gokje. Ik ben toevallig net thuis van de kinderen wegbrengen. Ik ben er straks met een lekkere omelet. Zoals je ze altijd voor mama maakte.’



Opmerkingen